Helaas heeft Almere 2 de maand van de waarheid waarin we 2 tegenstanders troffen die een lagere gemiddelde rating hadden met 0 matchpunten afgesloten. Theoretisch kan de degradatie nog ontlopen worden, maar daarvoor moet dan wel in de laatste ronde van het sterke Purmerend 2 gewonnen worden, terwijl onze degradatie concurrent juist moet verliezen. Tegen Paul Keres 5 werd het 5-3.
Jeroen Wieland (1774) kwam op bord 5 tegen Lorenz Brethouwer (1686) goed uit de opening en leek langzaam de druk steeds verder op te voeren. In een complexe stelling vond zijn tegenstander een gevaarlijke tegenzet, waarna Jeroen een misrekening maakte en uiteindelijk een volle toren verloor.
Jacques Huijzer (1803) kwam op bord 4 tegen de ratingloze Lennart Kok niet goed uit de opening. Na een afruil van lichte stukken hield Jacques wel het loperpaar over, maar ook een geïsoleerde dubbelpion. Jacques bleef toch aanvallend spelen en schoof zijn b en c pion ver op. Het zag er dreigend uit, maar uiteindelijk gingen de pionnen verloren en kwam Jacques in een dame eindspel met 2 pionnen minder terecht, wat hij verloor.
Bij Bart Krol (1906) op bord 1 zag het er tegen Klaas Veldhuijsen (1793) op bord 1 degelijk uit en schatte ik het zelf op een klein plusje in voor Bart. Elke keer dat ik keek leek de stelling voor Bart iets minder te zijn geworden, en uiteindelijk stonden zijn stukken zo slecht gepositioneerd dat hij een stuk verloor en daarmee ook de partij.
Philip Huigen (1631) kwam op bord 6 wat lastig uit de opening tegen Alwin van Ee (1684). Uiteindelijk kwam Philip in een eindspel terecht waar hij met paard en 5 pionnen tegen loper en 4 pionnen speelde. Philip had echter wel een geïsoleerde dubbelpion, en 2 van de pionnen van zijn tegenstander waren al ver doorgeschoven. Het zag er remise achtig uit, en Philip besloot na nog flinke tijd in een winstplan te hebben geïnvesteerd uiteindelijk ook om met remise genoegen te nemen.
Albert Kortendijk (1798) speelde op bord 8 een degelijke partij tegen de ratingloze Sil van Vugt. Bij een afruil werd de pionnenstructuur van zijn tegenstander flinke schade toegebracht, maar het duurde lang voordat Albert ervan kon profiteren, mede doordat zijn witte loper lang niet in het spel betrokken kon worden. Uiteindelijke konden er toch 2 pionnen gewonnen worden en kwam Albert terecht in een toreneindspel met 2 pionnen meer. Dit werd vakkundig uitgespeeld.
Frans Hazenberg (1858) leek op bord 3 tegen Branco Titus (1576) goed uit een complexe ruilvariant te komen. Toen ik dacht dat er een voordeel was, zag ik dat Frans zijn 2 toren voor een dame ruilde en zijn tegenstander bij de ruil ook nog eens 2 geïsoleerde pionnen kon verbinden. Frans bood nog heel lang tegenstand, maar zijn tegenstander wist het behaalde voordeel toch in een overwinning om te zetten.
Leo Damen (1882) kwam op bord 2 tegen Kees Vreeken (1815) verdrukt uit de opening. Zijn tegenstander kon de pionnen ver opspelen, en Leo meende als enige uitweg te zien om een stuk te geven tegen 3 pionnen. Met nog veel materiaal op het bord wist zijn tegenstander snel een pion terug te winnen, en later ging er nog een pionnetje van Leo af. Bij de tijdscontrole deed de tegenstander een wat mindere zet, waardoor Leo kon afwikkelen naar een eindspel van paard en 2 verbonden pionnen tegen paard, loper en 1 pion. Leo verdedigde goed en had het misschien sowieso wel remise kunnen houden, maar de tegenstander maakte het makkelijker door een dubbele aanval op zijn loper en koning toe te laten: remise.Kees Vlak (1755) speelde op bord 7 tegen Micha Ronner (1538) een partij waar er lang niet veel bijzonders leek te gebeuren, terwijl de tegenstander wel veel tijd investeerde. Kees wist een paar pionnetjes te winnen en kwam uiteindelijk in een eindspel van loper en 5 pionnen tegen paard en 3 pionnen terecht. De tegenstander leek te proberen op de winst te spelen, maar liet daarbij zijn paard insluiten waarna de partij voor Kees gewonnen was.